De afgelopen weken smaakte ik het genoegen om twee keer naar Frankrijk te mogen afreizen. Drie weken terug was ik met iemand wiens naam ik niet zal onthullen een weekendje naar Parijs. Ik zal mijn reisgenoot in dit verhaal aanduiden met professor Viltstift, of gewoon de professor.
Vrijdag
Het avontuur begon op een vrijdagochtend. We hadden afgesproken op Utrecht Centraal en al direct kwam er een kink in de kabel: vanaf mijn station werd omgeroepen dat de trein naar Utrecht helemaal niet zou rijden, dus moest ik de trein naar Amersfoort pakken en dan op het grote station van Hilversum op de volgende trein naar Utrecht wachten. Het zou me zeker een kwartier gaan kosten en ik was er helemaal niet blij mee. Ik sms’te maar dat ik later zou komen. Vervolgens kwam de trein naar Utrecht er gewoon aan en was alle paniek voor niets geweest. Ik snapte geen jota van wat de NS allemaal aan het doen was.
Op het station kwamen we elkaar weer tegen, waarna we nog wat spullen voor de lange busreis haalden. De professor nam een heleboel lekkernijen mee voor het thuisfront en zwaarbeladen stapte hij de bus in. De buschauffeur, van wie ik de nationaliteit niet kon herhalen omdat hij amper een woord sprak, was lekker op dreef. Luid toeterend manoeuvreerde hij zijn logge bus door het drukke stadsverkeer, alsof het een Renault Clio was. Dat er geen ongelukken gebeurden, was wel het grootste wonder van de reis.
Ondanks de halsbrekende momenten waren we door de files een uur achter op schema geraakt. Om half negen kwamen we eindelijk aan, waarna we ons hotel maar probeerden te vinden. Daar konden we onze spullen droppen, waarna we een hapje gingen eten. Uiteindelijk lieten we ons naar binnen lullen door een of andere vage mafkees in een ledig restaurant. Onder het toeziend oog van de restauranteigenaar en een andere pipo zat ik maar m’n spaghetti naar binnen te slurpen. Restaurants zonder klandizie roepen altijd wantrouwen op. Het deed me denken aan mijn veldwerk in Oostenrijk, toen we met een hele groep op zoek waren naar een goed restaurant en daarbij een arme Griek in de kou lieten staan:
“Uiteindelijk kwamen we twee restaurants tegen: een restaurant dat uitpuilde van de mensen en een Griek, waar gek genoeg niemand zat. De Griek was heel blij met potentiële klanten en hij liet ons enthousiast de menukaart zien. Wij waren nog niet zo zeker. Een aantal van ons wilde niet naar de Griek, dus liepen we weer verder, om uiteindelijk bij het restaurant ernaast uit te komen.”
Na de niet al te succesvolle maaltijd gingen we de Eiffeltoren, toch de trots van de stad, bekijken. Gesteund door een paar reisgidsen wisten we de in 1889 voltooide stalen constructie te bereiken.
De Parijse metro: een rammelkast uit het jaar nul. |
De Eiffeltoren was mooi verlicht en erg toegankelijk. Om middernacht ging het ding helemaal knipperen en gek doen.
De Eiffeltoren met zwaailicht. |
Onder de Eiffeltoren. |
De Eiffeltoren naast een lantaarnpaal. |
We zochten maar even een terrasje op om even wat te drinken. De professor was helemaal uit zijn hum toen hij de rekening kreeg. Hij vond vier euro voor een cola echt niet kunnen en weigerde fooi te geven. Ik probeerde hem tevergeefs tot rust te manen met een warrig verhaal over grondprijzen, maar dat had weinig effect.
Zaterdag
Op de zaterdag sliepen we lekker uit, waarna de professor me een college plantenkunde gaf. We gingen naar het Plantenmuseum en het National Natural History Museum, twee musea die op een steenworp afstand van ons hotel stonden.
Wel mooi, al die opgezette dieren, maar de samenhang ontbrak een beetje. |
We hadden het al gauw weer gezien en dus gingen we naar de volgende attractie: het Palais de la Decouverte. Zoals bij alle musea kreeg de professor korting. Ter compensatie gingen we voor drie euri extra een film over planeten bijwonen. Ik moest meteen aan het Planetarium in Artis denken, waar ik als klein door planeten gefascineerd jochie een voorstelling van enkele prominente Sesamstraat-figuren kreeg te zien die in hun lelijke eend de ruimte onveilig maakten. Na afloop mokte ik dat je met een auto helemaal niet van planeet naar planeet kan reizen, en al zou je dat wel kunnen, dan zou het alsnog krankzinnig lang duren. Domme volwassenen! In Frankrijk pakten ze het heel anders aan. Ik kon slechts de woorden van een hit uit 2000 van een bekende Britse rockband verstaan, want daarna ging het over in het Frans. Een sterrenhemel werd aan de binnenkant van de koepel geprojecteerd, waarna een of andere maffe Fransoos een heel verhaal over de sterren en sterrenbeelden ging geven. Ik dommelde langzaam weg.
Het vervolg maakte echter veel goed. In het interactieve museum waren de vele verschillende wetenschappelijke disciplines waren goed vertegenwoordigd. Zelf kon ik met mijn tengels maar niet afblijven van een met zand gevulde slinger die zogenaamde Lissajous-figuren uittekende. Fascinerend ding.
Lekker interactief bezig in het Nint/New Metropolis/Nemo van Parijs. |
Professor Viltstift vond het aardwetenschappelijke echter interessanter, dus stond ik ook vaak bij het gedeelte van geologie en aardbevingen te kijken. Het schema was echter krap en dus gingen we door naar het volgende doel: de Mont Martre.
Voor het zover was, gingen we eerst nog even eten. Deze mafkees had gelukkig nog wel wat klandizie, maar van de rauwe homp vlees en het primitieve toiletgebouwtje werd ik niet vrolijk. De professor werd niet bepaald vrolijk van de rekening toen hij ontdekte dat er zes euro in rekening was gebracht voor een colaatje.
Vervolgens klommen we de Mont Martre op. Aan de top ervan stond de Cœur Sacré, een kerk die de professor graag wilde zien. Ik genoot maar van het uitzicht op de stad, hoewel ik me niet erg op gemak voelde in die pislucht en door die vage typetjes die op me af kwamen.
Uitzicht op Parijs. |
Idem, met langzaam invallende duisternis. |
We daalden weer af richting de Arc de Triomphe. Ondertussen nam de professor nog een ijsje, waarna we langzaam naar beneden liepen.
Het park was afgesloten en deze man kwam vast te zitten in de muur. |
Even later waren we dan eindelijk bij de triomfboog en triomfantelijk haalde ik mijn fototoestel tevoorschijn.
Arc de Triomphe by nite. |
Een close-up. |
Wat een kutfoto. |
Op de terugweg naar het hotel liepen we dit ook nog tegen het lijf:
Zo'n Le Mans-auto. |
De Taureau Rouge, zo te zien de auto waarmee Jaime Alguersuari en Sebastien Buemi in 2011 wat zevende en achtste plaatsen scoorden. |
Zondag
Op de slotdag gingen we nog een kerkdienst bijwonen. Ach ja, voor wat hoort wat, maar wat al die mensen toch naar zo’n kerk trekt, zal voor mij altijd een raadsel blijven. Al die belerende versjes verkondigen dezelfde boodschap en allemaal bezitten ze eenzelfde vermoeiende melodie met totaal niet lopende zinnen. Saai!
Gelukkig gingen we daarna eten in een tent die de professor nog van een eerder bezoek kende. Vervolgens kwam het klapstuk van de reis: een bezoek aan het grootste museum ter wereld, het Louvre. De professor verkondigde optimistisch dat alle musea in Frankrijk op zondag gratis toegankelijk waren. Druk was het zeker en we stonden ook een hele tijd in de brandende zon voor de ingang. We konden gratis naar beneden, maar daar bleek dat we alsnog entreegeld moesten betalen. Bij het afgeven van de bagage legde een medewerker uit dat de musea alleen op de eerste zondag van de maand gratis waren.
Anyway, we hadden nog een heleboel te ontdekken in het museum. In de paar uur die we nog ter beschikking hadden, bekeken we vooral de “meesterwerken” van de Hollandse en Vlaamse schilders. Ondertussen kon ik amper meer op m’n poten staan van het vele lopen. Op de terugweg naar het hotel liepen we ook nog even langs de Notre Dame.
De Notre Dame. De klokkenluider heb ik gelukkig niet gezien. |
De professor ging gauw zijn trein halen. De mijne vertrok twee uur later, dus had ik nog alle tijd om wat te gaan eten en de route naar het station te vinden. De terugweg met de Thalys verliep heel wat sneller dan de heenweg met de bus. Uiteindelijk kwam ik nog voor middernacht thuis aan, waar een boender met smart op me zat te wachten.
Toulouse
Afgelopen week woonde ik mijn eerste conferentie bij. In Toulouse had de International Transport-Economics Assosiation (ITEA) zijn jaarlijkse conferentie georganiseerd, samen met het Snoring TIGER Forum en mijn begeleider leek het een goed idee als ik erheen zou gaan. Het idee is als volgt: breng een groot aantal bekende en minder bekende transporteconomen bij elkaar en laat ze naar elkaars presentaties luisteren. Mijn ervaring is dat er niet heel veel uitkomt, terwijl je wel de hele tijd in de stress zit vanwege die presentatie die je zelf moet geven.
De organisatie was wel top, je werd er echt als een vorst behandeld. Wel waren er de nodige minpuntjes. Zo waren de avondmaaltijden wel erg laat ingepland en werden ze voorafgegaan door museumbezoeken en langdradige leuterverhalen. Daarnaast kreeg iedereen een lelijke tas met een stroeve rits cadeau, waarin allerlei propagandamateriaal zat, maar geen programmaboekje.
In ieder geval kon ik mijn draai nooit echt vinden op de conferentie. Gelukkig hielpen de bemoedigende woorden van Jean Loulou me wel een beetje over het dooie punt. Ik was blij dat de presentatie uiteindelijk best goed ging, dat ik het stadje Carcassonne heb gezien en dat ik weer heelhuids in Nederland ben aangekomen. Wel weet ik dat ik het een volgende keer heel anders (minder braaf) ga aanpakken en dat is misschien wel de belangrijkste les die ik deze week heb geleerd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Heeft u vragen en/of toevoegingen, laat dan hier een reactie achter: