30-12-2011

Bah van het Jaar

Het einde van het jaar is weer gekomen en dat betekent dat het tijd is voor de Bah-van-het-Jaar-verkiezing! Tot en met juli heb ik op mijn andere weblogje elke maand de Bah van de Maand gepubliceerd. Daarin had ik dan een aantal leuke, merkwaardige of zelfs ronduit bizarre partijen van onze creatieve schaakvriend Vincent Rothuis opgenomen. Elke keer kreeg ik weer een grote lading partijen opgestuurd, waar ik dan zelf de leukste partijen uit koos.

De Bah van de Maand was een voortzetting van de Bah van de Week, waar onze vrolijke poedel Lenaard twee jaar geleden mee begon. Hij stopte er in mei vorig jaar mee en als een soort aardigheidje stelde ik toen voor om een Bah van het Jaar te maken. Vorig jaar was het een succes, hoewel ik er ook wel de hele kerstvakantie aan kwijt was.

Dit jaar ging het anders. In augustus migreerde web-log naar weblog en lag mijn weblog er lang uit. Daarom kon ik geen Bah van de Maanden meer maken. Inmiddels heb ik de hoop opgegeven dat het daar nog wat wordt en heb ik besloten de rubriek hier nieuw leven in te blazen. Met behulp van Chessflash kan ik alsnog partijen publiceren, al moet ik de partijen stuk voor stuk naar HTML om laten zetten.

Het afgelopen jaar is VR steeds aparter gaan spelen. Zijn aanvallende kunstwerken heeft hij ingeruild voor andere bizarre en bijzondere creaties. Voor deze rubriek heb ik hem gevraagd een (niet al te uitgebreide) selectie te maken van zijn mooiste partijen van het afgelopen jaar. Opmerkelijk: hij koos de meeste partijen uit de Bah-van-de-Maandloze periode. Een teken dat hij zijn nieuwe speelstijl waardeert? Of heeft hij een slecht geheugen? Zelf koos ik weer een paar leuke partijen uit de voorselectie en die wilde ik in dit overzicht plaatsen. Welkom bij de Bah van het Jaar 2011!

25-12-2011

Schaakjaar 2011

Het schaakjaar 2011 was een wisselvallig schaakjaar voor me. Uitschieters omlaag werden gecompenseerd door een hele reeks remises tegen sterke spelers. Uiteindelijk bleef er onder de streep nagenoeg niks over: ik begon het jaar met een rating van 2132 en ik eindigde het jaar met een rating van 2134, waar misschien nog een puntje aan kan worden toegevoegd door de partijen in de externe competitie.

Daarmee ben ik sinds 2009 eigenlijk niet meer sterker geworden. In 2010 kwam dat deels omdat ik weinig speelde, in 2011 speelde ik naast de externe competitie nog twee toernooien: het Persoonlijk Kampioenschap van de SGS en het Vienna Open. Het PK deed al mijn goede resultaten in de externe competitie (waarin we naar de meesterklasse promoveerden) teniet, terwijl ik in Wenen goed begon, om later ver weg te zakken. Kortom: wisselvalligheid troef. Tijd voor een overzicht!


Met dank aan Chessflash. Mochten mensen nog klagen over de vele spatiefouten in de analyses: de meeste zijn afkomstig van Chessbase!

Tot slot nog de details van de 24 partijen die ik dit jaar heb gespeeld, gesorteerd op datum. Opmerkelijk vond ik dat ik een kleursaldo heb van -4, wat ook wel komt doordat ik in 2010 vaker met wit had gespeeld in de externe competitie, waardoor ik in 2011 vaker zwart had. In Wenen heb ik waarschijnlijk mijn hoogste "virtuele" rating gehaald, ik schat 2164, ruim hoger dan de 2145 die ik in de periode augustus-oktober 2009 had. Helaas verloor ik in de tweede helft van het toernooi te vaak en won ik weer eens tegen iemand zonder rating, waardoor ik er uiteindelijk maar weinig mee opschoot, zoals eigenlijk het hele jaar al. Toch heb ik goede hoop dat het in 2012 beter zal gaan.

Tabellen en HTML gaan niet samen, daarom heb ik er een afbeelding van gemaakt. Mijn excuses voor het ongemak.

23-12-2011

Een dag in de toekomst

Drie maanden
Het is alweer drie maanden geleden dat een aantal nauwelijks te detecteren deeltjes voor enorm veel ophef zorgde. Wat was er namelijk gebeurd? Na een groot aantal metingen bleek dat het zgn. neutrino, een zeer licht deeltje dat nauwelijks interactie aangaat met "gewone" materie, de afstand tussen de deeltjesversneller van de CERN in Genève en de detector in Italië sneller had afgelegd dan het licht zou doen. De deeltjes waren statistisch gezien significant sneller dan het licht, ook al was het maar een heel klein beetje.

De resultaten zorgden voor ongeloof, optimisme en grijze haren. Waar de wetenschappers zich suf zaten te peinzen hoe het nou kon en welke consequenties het had voor de speciale relativiteitstheorie, dacht het gewone volk aan tijdreizen. Immers: hoe sneller je gaat, hoe langzamer je tijd verloopt. Als je zo snel gaat als het licht, dan staat de tijd stil, dus als je sneller gaat, ga je terug in de tijd, toch? Dan zou je dus terug kunnen gaan naar het verleden, om met de kennis van nu je slag te slaan.

De vraag is natuurlijk of er niet toch meet- of rekenfouten zijn gemaakt bij het neutrino-experiment, waardoor er misschien helemaal geen sprake is van een overschreiding van de lichtsnelheid. Daarnaast zijn er nog zat praktische onoverkomelijkheden te bedenken en hoeft het niet te betekenen dat als lichte deeltjes sneller kunnen dan het licht, dat grote objecten als mensen of raketten dat ook kunnen.
De wetenschap reageerde rustig op de wilde speculaties. Tijdreizen was al heel lang mogelijk, beweerden ze. Want door zelf in een raket te stappen en dan te versnellen tot bijna de lichtsnelheid, kon je je eigen tijd dusdanig vertragen, dat je, wanneer je weer thuiskomt, de Aarde zou tegenkomen zoals-ie er in de verre toekomst uitziet. Een enkele reis naar het jaar 3000 of zo. In theorie zou je zelfs de ondergang van het Zonnestelsel kunnen meemaken of de ondergang van het heelal, als je maar lang genoeg in die raket bleef zitten. Tja, wie wil zoiets eigenlijk ook?

Toch zou iedereen wel willen zien hoe onze wereld er over bijvoorbeeld honderd jaar uitziet. Welke thema's zijn dan actueel, welke uitvindingen zijn er dan gedaan, hoe ziet je woonwijk er dan uit en is Oranje dan al een keer wereldkampioen geworden? Aan de andere kant is iedereen die je kent of hebt gekend dan al dood. Het leven in de toekomst zal een geheel nieuwe ervaring zijn. Zeker vergeleken een normale saaie dag in 2011, zal je je op een normale dag in 2111 nog vaak de ogen uitkijken.

Het jammere is dat je niet meer terug kan keren naar het nu, anders had ik wel zo'n reisje willen maken om een beetje uit de dagelijkse sleur te komen. We kunnen dus niet naar de toekomst gaan en dan weer terugkeren naar het nu, om verslag te doen van hoe de wereld er dan voorstaat. We kunnen er slechts naar raden. Wie durft een dag in 2111 te schetsen?

21-12-2011

Een lowbudgetfilm maken

Droom
Een beetje raar is het wel, want ik kijk haast nooit naar films. Bovendien droom ik bijna nooit. Desondanks droomde ik laatst over een film. Het was niet zomaar een film, want ik had 'm zelf bedacht. Het verhaal speelde zich af op de VU en er was geen touw aan vast te knopen. Toen ik wakker werd, waren m'n gedachten voor de rest van de dag nog bij die film. Over dromen zijn veel spreekwoorden en uitdrukkingen bedacht, die ik hier niet ga herhalen, op één na: mijn droom was om een film te maken!

De rest van de dag was ik bezig met een verhaal bedenken. Daarnaast moest het natuurlijk ook nog worden uitgevoerd. Ik hoopte daarvoor een aantal vrijwilligers te vinden en als dat zou lukken, moest ik nog een geschikte locatie vinden. Mijn hoop was dat de VU in de zomervakantie zo goed als uitgestorven is. Dus zou ik het in het begin van de zomervakantie willen opnemen.

Ik had de hoop dat de film - het met de steun van een aantal vrijwilligers - geen cent hoeft te kosten. Ik weet niet of dat reëel is, maar het doel was wel om een no- of anders lowbudgetfilm te maken. De kwaliteit hoeft niet al te hoog te zijn, als het maar leuk is om de film te maken. En misschien, heel misschien, wordt het later nog een hit op Youtube.

Verhaal
Het verhaal moet zich (grotendeels) op de VU afspelen. Ik zat zelf te denken aan een of andere waardevolle lading (volgend jaar zomer zijn de Olympische Spelen, dus misschien dat daar een verwijzing naar te maken is. Ik dacht aan een "gouden" olympische fakkel.) die in het geheim wordt afgeleverd op het hoofdgebouw van de VU en op de bovenste verdieping in een kluis wordt bewaard. Een knakker die daar toevallig aanwezig is, krijgt er lucht van en licht zijn makker in. Thuis doen ze een "educated guess" naar de lading en denken ze een waterdicht plan uit om de buit te gappen.

Nee! Niet afhaken nu! Ik vermoed dat de meeste lezers nu denken: "dit scenario heb ik al honderd keer gezien", of iets als: "zelfs de verhaallijn van een pornofilm is beter." Ik ben zelf niet zo thuis in het filmwereldje en ik sta open voor suggesties, dus als iemand iets beters weet...

Bovendien was dit nog het begin van het verhaal, want er is/wordt een team aangesteld dat als doel heeft de dieven op te sporen en in te rekenen. En dan moet het pas echt leuk worden, want terwijl de dieven proberen te ontsnappen, moet het Z-team (uitgesproken als zet tèm, rijmend op "crème") dat in het geheim verhinderen en de dieven opsporen.

Deze race tegen de klok verloopt echter erg rustig. De dieven willen aanvankelijk met de buit via de lift ontsnappen, maar die stopt niet op de hoogste etage (volgens het verhaal). De dieven geven het niet op en vervoeren de buit via de trap, maar dat gaat erg traag en is vermoeiend, dus besluiten ze ook geregeld te stoppen en de buit tijdelijk te verstoppen, totdat het gevaar is geweken.

Ondertussen kibbelt het Z-team er een beetje op los. Het team bestaat uit een "nerd", die omringd is door twee chicks, en een wat "knappere" gast, die vaak in zijn eentje de held probeert te zijn. Daarnaast is er nog een gek, die eveneens in zijn eentje opereert. Hij kan zijn bek maar niet houden en loopt steeds ongevraagd kamers binnen, daarbij een hoop wartaal uitslakend. Welke creatieveling wil zijn teksten schrijven?

In het verhaal komt nog een belangrijke groep voor: de wetenschappers, bestaande uit een saaie overhemddrager en twee blondjes, die over een behoorlijk IQ blijken te bezitten. Vaak zijn ze interessante ontdekkingen aan het doen, maar af en toe zitten ze ook andere dingen te doen (een potje schaken of zo, waarbij ze op zet 27 een nieuwtje spelen ten opzichte van een partij van Kramnik of zo.) Vaak komt net op dat moment de gek binnen en lopen er weer dingen in het honderd. Op een ander moment komt iemand van het Z-team binnen met een vraag of een verzoek. Vaak hebben die vragen dan iets met de onzichtbare strijd tussen het Z-team en de dieven te maken, zoals de vraag of de dieven uit het raam kunnen zijn gesprongen. De wetenschappers beantwoorden de vragen geduldig en gaan dan weer verder. Ondertussen hebben ze geen idee wat er gaande is.

Benodigdheden
Voor de film zijn in ieder geval camera's nodig. Ik weet niet of mijn fototoestel goed genoeg is, maar als iemand een betere camera wil uitlenen, dan is dat natuurlijk ook prima. Ook zullen er misschien meerdere camera's moeten zijn, zodat een actiescène beter kan worden gefilmd (bijvoorbeeld scènes waarbij de dieven bijvoorbeeld naar een andere verdieping vluchten.)

Daarnaast zijn er minstens tien vrijwilligers nodig om in de film te spelen: vijf van het Z-team, drie wetenschappers en twee dieven. Daarnaast zijn er waarschijnlijk nog wat kleinere rollen, zoals bijvoorbeeld degenen die de lading afleveren, maar die kunnen eventueel ook door anderen gespeeld worden. Ook is het een idee om soms wat figuranten in te zetten om te suggereren dat de Uni niet volledig is uitgestorven (mocht-ie dat wel zijn.)

Ten slotte is er ook nog iemand nodig die de filmpjes regisseert en monteert. Eén vraag die ik nog heb: hoe krijg je iedereen verstaanbaar? Kun je dat bij de montage nog verbeteren, of kun je achteraf nog een ingesproken tekstje over de film plakken?

Accenten
De film moet wel vol zitten met gekke dingen. Op het gebied van taal is nog wel het een en ander te verzinnen. Een aantal suggesties:

De gek spreekt wartaal
De wetenschappers hebben een dom Frans accent

Verder is het leuk als er iemand zou zijn die altijd "kunt" zegt in plaats van kan of kun. Daarnaast kun je denken aan mensen die de "r" niet zeggen, of mensen die Nederlands praten met een "Duitse g", of juist Engels met een "Nederlandse g".

Dat was het wel weer voor nu. Ik hoop dat ik mijn droom kan verwezenlijken, maar anders ga ik er rustig verder over dromen!

18-12-2011

Fotoverslag BSG-HMC

Tijdens de wedstrijd van gisteren heeft HMC-teamleider René Olthof een hoop foto's gemaakt. De foto's staan op Flikker en ik hoop dat niemand het erg vindt dat ik ze hier plaats. Tijd voor het fotoverslag!


De kop-van-jut van BSG. Waar Lenaard al verrassend snel een bok schoot en een stuk naast het bord kon zetten, pakte Behirder met zwart verrassend snel een halfje tegen niemand minder dan Jeroen Bosch.


Large: 4 uit 4! Ditmaal maakte hij remise tegen Twan Burg.


"Why didn't I win?" Fridman kwam niet voorbij Berelowitsch.


Robert Ris speelde tegen Roi Miedema een grappige partij, die hij uiteindelijk ook (enigszins fortuinlijk) naar zich toetrok.


Leon Pliester probeerde aan te vallen, maar uiteindelijk viel alleen Geert van der Stricht aan.


Ewood kreeg een aanval over zich heen, maar in de tegenaanval ging de koning van David van Kerkhof mat.


Ondanks een veelbelovende stelling kon FM Henk zichzelf slechts een remise voor zijn verjaardag geven.


Op de onderste borden ging het weer mis. Frans Borm: overspeeld. Ton: niet scherp.

BSG kijkt vooruit

BSG verliest vierpuntenduel van HMC

Dat het niet makkelijk zou worden, dat wisten we al voordat het seizoen begon, maar dat het meesterklasse-avontuur zo erg in het teken zou staan van het schrapen van bordpunten, was een flinke tegenvaller. Na drie duels had BSG er pas acht verzameld, vijf minder dan HMC, dat ons tot vandaag had vergezeld op de laatste plaats. In de onderlinge wedstrijd toonde de Brabantse ploeg zich de sterkste en won met 4-6, waardoor de rode lantaarn alleen nog in Bussum schijnt.

Dat het degradatieduel anders zou worden dan de andere duels, bleek vlak voor het begin van de wedstrijd. Teamleider Edwin Baart was wegens ziekte helaas verhinderd. Hiervan was echter bijna niemand op de hoogte. Verwarring alom. Wie moest nu wat doen? Koortsachtig werd er gezocht naar doordruknotatieformulieren, maar die waren nergens te vinden, net als de consumptiebonnen overigens.

"Random" opstelling
Aangezien er voor beide ploegen het nodige op het spel stond, kwam BSG met een tactische opstelling op de proppen, met ondergetekende aan het hoogste bord en Lenaard ernaast. Diezelfde "truc" was helemaal in het begin van het jaar met succes toegepast in de alles-of-niets-wedstrijd tegen Purmerend in de eerste klasse. De 2100-spelers zouden een onvergetelijke partij aan de hoogste borden in de meesterklasse krijgen en het team had misschien een wat grotere kans op een positief resultaat.

HMC doorzag helaas de tactiek. Zo kwamen ze op zonder supertalent Anish Giri, maar mèt topgrootmeester Fridman. Die speelde prompt aan het derde bord en kwam daar (al dan niet toevallig) onze eigen (top)grootmeester Berelowitsch tegen.

Met twee "zwakke" spelers aan de kopborden kon veel misgaan. Dat gebeurde dan ook, want Lenaard kreeg het voor elkaar binnen de kortste keren met wit te verliezen van Benjamin Bok. Bij nadere inspectie bleek dat hij zich nog had enigszins had kunnen redden, hoewel hij ook dan niet erg veel meer te hopen had tegen een speler van het kaliber als Bok. Niet dat Lenaard er echt mee zat: hij kon de buitenwereld zo mooi op de hoogte houden van de verrichtingen in het Denksportcentrum.

Misschien had hij zijn aanwezigheid beter kunnen doen gelden door als vervangend teamleider te fungeren. Zo kreeg ik na negentien zetten een remiseaanbod van ex-BSG'er Jeroen Bosch. Wat te doen? Mijn gevoel wilde het aanbod wel aannemen, maar ik durfde dat niet zonder overleg te doen. Maar aan wie kon ik het vragen? Na wat overleg met de "Oetoes" nam ik het maar aan, waarna ik nog wat van de analyse kon opsteken.

Stand-up comedian
Dat BSG ditmaal niet zo kansloos was als in de voorgaande wedstrijden, bleek wel toen Robert Ris lachend de analysezaal in liep. Hij had een wildwestpartij gewonnen van stand-up comedian Roi Miedema en dat werkte op de lachspieren. Binnen een paar zetten werd een op het oog uitgekauwde stelling in de fik gezet:


Hier deed Robert 23.b4. Tja, wie zou dat niet doen? Miedema stribbelde tegen met 23...Pd3 24.Lxd3 La4!? 25.Tc7+ Kd6. Alle stukken hangen bij wit, dus werd er een kwaliteit gegeven met 26.Tc5 Lxd1 27.Lxe4. Vervolgens werden zwarts torens in de hoek gezet en vervolgens buitgemaakt, waardoor wit alsnog vrij simpel won.

Ook Leon Pliester was in een creatieve bui. In het damegambiet liet hij op de derde zet 3...a6 uit zijn vingers glippen. Al gauw kwam er een soort Stone Wall op het bord, waarin hij een kleine kwaliteit offerde voor een aanval. Helaas had die creativiteit niet het gehoopte resultaat: tegenstander Geert van der Stricht offerde een stuk in het centrum en kreeg toen zelf een sterke aanval, die ook meteen doorsloeg.

Cadeau
Aan de onderste borden kreeg BSG het wederom niet cadeau, terwijl daar toch juist de punten moesten worden gepakt. FM Henk kreeg in een slappe afruilfransoos tegen Paul Span een leuke aanval in handen. Althans, zo leek het, want voordat de witte aanval van de grond kwam, waren de stukken die het de zwarte koning lastig hadden moeten maken, al naast het bord gezet. Na de grootscheepse afruil werd er tot remise besloten. Voor Henk was zijn eerste halfje van het seizoen wel een mooi verjaardagscadeautje (hij is vandaag jarig)

Voor Ton van der Heijden zat dat halfje er niet in tegen Jasper Broekmeulen. De opening leek nog wel naar wens te gaan, maar vervolgens deed hij bijna alles fout wat je maar fout kunt doen. Hij moest al snel een pion inboeten, waarna wit over de h-lijn bij de koning kwam koekeloeren, wat meteen uit was. Het lijkt wel alsof Tons goede vorm in Wenen is achtergebleven. Beschaamd vroeg hij na afloop of hij die FM-titel nog steeds kon aanvragen...

Frans Borm kan 2011 schaaktechnisch ook maar beter vergeten. Tegen Niels Ondersteijn werd hij na de opening geleidelijk aan overspeeld. In de onderstaande stelling ontglipte hem 26.Pd3? en dat werd meteen afgestraft met 26...Dxd4! Toen er weldra een tweede pion zou verdwijnen, gooide onze bridgende IM de handdoek in de ring.


Patat op de bakkes
Alexander Berelowitsch dreef Daniel Fridman tot wanhoop. In het middenspel begonnen de twee grootmeesters elkaar om beurten pionnetjes af te snoepen. Toen de meeste stukken van het bord waren verdwenen, dacht de Letse grootmeester een zwart paard te hebben ingesloten. Met een reeks nauwkeurige zetten wist Berelowitsch zijn knol toch uit de gevarenzone te manoeuvreren, waarna de partij remise werd. Dat was wel een applausje waard.

Aan het vierde bord speelde Large tegen Twan Burg. De twee jongens hebben al geregeld de degens met elkaar gekruist. Meestal kreeg iemand dan de patat op de bakkes. Dit seizoen heeft Large alleen nog maar remises gescoord in de meesterklasse en daar kwam ook nu geen verandering in. De partij was een beetje een matte vertoning, waarin de tactische schermutselingen onder water optraden. Net na de tijdcontrole werd de vrede getekend.

Ewood was als laatste klaar. In een wilde partij gooide David van Kerkhof alles op de aanval. Het zag er allemaal erg link uit, maar in de tijdnoodsfase liep het witte offensief vast, waarna Ewood in de counter toesloeg. Toen het mat onvermijdbaar was geworden, tikte de klok de laatste seconden van de witspeler weg.

Daarmee kwam de eindstand op 4-6. Het was een leuke en intense wedstrijd, die in vier uur was afgeraffeld, maar helaas kwam BSG toch weer niet in aanmerking voor matchpunten. Aangezien concurrent HSG opnieuw won en de Stukkenjagers maar blijven verrassen (is het dan nog wel een verrassing?), wordt het zo wel een loodzware klus voor BSG om degradatie te ontlopen. Het is te hopen dat 2012 BSG meer succes brengt. Dat schaakjaar begint overigens al op 7 januari. Op die dag wordt BSG namelijk geacht tegen Voerendaal te spelen. In Limburg. Een betere start kan BSG zich niet wensen...

BSG (2319) - HMC (2401) 4-6
  1. Jesper de Groote (2134) - Jeroen Bosch m (2388) ½-½
  2. Lennart Ootes (2185) - Benjamin Bok m (2502) 0-1
  3. Alexander Berelowitsch g (2559) - Daniel Fridman g (2653) ½-½
  4. Lars Ootes (2345) - Twan Burg m (2461) ½-½
  5. Leon Pliester m (2378) - Geert van der Stricht m (2370) 0-1
  6. Robert Ris m (2395) - Roi David Miedema m (2394) 1-0
  7. Ewoud de Groote (2324) - David van Kerkhof (2307) 1-0
  8. Henk van der Poel f (2283) - Paul Span f (2246) ½-½
  9. Ton van der Heijden (2306) - Jasper Broekmeulen f (2379) 0-1
  10. Frans Borm m (2276) - Niels Ondersteijn f (2309) 0-1
Doordat BSG 2 op het nippertje won van De Uil, verliet het eerste achttal van BSG de degradatiezone. Daardoor werd de schaakdag toch nog een beetje succesvol.

14-12-2011

Terugblik: De terugval van McLaren in 2001

Het was een mooi jaar voor de formule 1. Twee tweevoudig wereldkampioenen streden voor de titel. De ene heette Schumacher. Hij was halverwege de jaren '90 twee keer kampioen geworden. Vervolgens wilde hij dat kunststukje herhalen met Ferrari en dat lukte hem maar niet. Eerst was het team van Williams te sterk en daarna het team van McLaren. De andere wereldkampioen heette Hakkinen en hij had in de voorgaande jaren eveneens twee wereldtitels vergaard, waarmee de zaak in evenwicht was.

Ik heb het dus over het jaar 2000. Ferrari en McLaren hadden in dat jaar weinig te duchten van de andere teams. Gelukkig waren de twee teams onderling wel goed aan elkaar gewaagd. Schumacher begon sterk aan het kampioenschap, maar werd toen bij de start twee keer in de wielen gereden, waardoor Hakkinen hem aan het eind van de zomer zelfs passeerde in het kampioenschap. Vooral zijn inhaalactie op Spa moet als een mokerslag zijn aangekomen bij Schumacher. Zou Hakkinen de strijd "wie als eerste zijn derde wereldtitel behaalt", winnen?

Het antwoord was nee en de toekomst was nog veel zwarter dan hij zich ooit had kunnen voorstellen. Schumacher won de laatste vier races en hengelde daarmee nog gemakkelijk het kampioenschap binnen. Vervolgens werd het seizoen 2001 een nachtmerrie voor Hakkinen.

Zelf was ik niet zo'n fan van Schumacher. Er zat altijd een zweem van onsportiviteit om de man en zijn team. Verboden tractiecontrole, gesjoemel met de tankinstallatie, botsingen met zijn concurrenten en dat soort dingen. Daarnaast had hij altijd een leger van trouwe knechten  om zich heen, waardoor hij nooit wat tekort kwam, in tegenstelling tot zijn teamgenootje. Het enige wat hij niet had, was de beste auto, maar dat was slechts een kwestie van tijd.

Ik begreep maar al te goed dat als de Ferrari de beste auto zou zijn, de titelstrijd een gelopen koers was. Daarom was vaak voor de "Unterhund", ditmaal Hakkinen. De bleke Fin werd nooit zo opgehemeld door de journalisten. Als hij won, dan was dat gewoon, want hij had de beste auto. Als Schumacher won, dan kwam dat omdat hij zo briljant was. Daarom was ik maar wat blij dat Hakkinen in 1998 de wereldtitel won. Toen Schumacher in 1999 zijn poot brak, was het zeker dat hij weer geen kampioen zou worden. Dat die kwal van een Irvine, Schumachers teamgenoot, uiteindelijk wel bijna wereldkampioen werd, was minder leuk. Gelukkig verhinderde Schumacher die afgang op het laatste moment.

In 2000 kon Schumacher in ieder geval met een schone lei beginnen. Hij was vastberaden om de titel te winnen. Uiteindelijk lukte dat ook, maar het was een spannende strijd. Ik hoopte maar dat McLaren de strijd in 2001 nog wel kon aangaan met Ferrari, maar mijn grootste vrees werd bewaarheid: de Ferrari was te snel geworden. McLaren kon het hoge ontwikkelingstempo blijkbaar niet bijbenen, wat resulteerde in een overmacht die McLaren in de jaren daarvoor nooit gehad had. Tijd voor een terugblik!

De terugval van McLaren in 2001
Na vele succesarme jaren was McLaren aan het eind van de jaren ’90 weer het te kloppen team. In 1998 en 1999 troefden Hakkinen en McLaren Michael Schumacher af om de wereldtitel. Pas in 2000 wist de Duitser met veel pijn en moeite zijn eerste wereldtitel met Ferrari te veroveren. In 2001 sloeg de balans definitief om in het voordeel van de Ferrari-rijder: hij werd met overmacht kampioen. McLaren was in z’n hemd gezet en Hakkinen ging met pensioen. Schumacher zou vervolgens nog drie jaar aan de absolute macht blijven. McLaren zakte ondertussen nog verder weg. Pas in 2005, toen het Schumacher-tijdperk zijn einde naderde, begonnen ze weer regelmatig races te winnen en pas in 2008 werd hun enige rijderstitel van dit millennium tot nu toe binnengehaald. Wat was er in de tussentijd verkeerd gegaan?

Voordat het 2001-seizoen van start ging, was McLaren strijdlustig. Ze wilden beide wereldtitels heroveren, die ze in 2000 op het nippertje hadden verloren. Dat zou moeten gebeuren met de door Adrian Newey ontworpen MP4-16. Het was niet de mooiste McLaren die ooit was geconstrueerd en het zou ook zeker niet de succesvolste worden. Het leek onwaarschijnlijk dat Ferrari en McLaren niet weer onderling de overwinningen zouden verdelen. In 2000 waren Ferrari en McLaren oppermachtig en waarom zou daar verandering in moeten komen?

Een van de potentiële gevaren was de bandenoorlog. Hoe zouden de Michelin-banden het doen? Het team van Williams was een van de teams die zo moedig waren geweest om zich te verbinden aan de Franse rubberproducent. Dat kon faliekant verkeerd uitpakken, of juist erg goed. Daarnaast had de Williams een sterke BMW-motor achter in liggen en twee gretige coureurs: Ralf Schumacher, toen nog een veelbelovend coureur, en Juan Pablo Montoya, die in Amerika alles had gewonnen wat er maar te winnen viel.

Verrassingen in het nieuwe seizoen
In de openingsrace blijkt dat McLaren nog een heleboel te doen heeft: de Ferrari is in de kwalificatie veel sneller. In Maleisië wordt de status van McLaren bevestigd: ze zijn naar het tweede plan verdrongen en behalve dat ze amper een partij zijn voor Ferrari, moeten ze ook oppassen voor teams als Williams en zelfs Jordan.

Daarna krijgt McLaren echter een opleving. Het is al heel snel duidelijk dat Coulthard de kar moet trekken, want Hakkinen stelt zelfs teleur als hij niet bij de start blijft stilstaan. Juist op de momenten dat Coulthard goede zaken kan doen in het kampioenschap, komt hij zelf twee keer bij de start niet van zijn plaats, wat resulteert in twee vijfde plaatsen na zware inhaalwedstrijden. Schumacher wint die races zonder veel moeite. Het resultaat is dat Coulthard halverwege het seizoen tegen een, zij het kleine, achterstand aankijkt in het kampioenschap.

Maar dan mengt Williams zich in de strijd. De McLarens verliezen terrein en Schumacher kan zijn voorsprong in het WK steeds verder verstevigen. Wanneer Coulthard in zijn thuisrace al in de eerste bocht in aanvaring komt met Trulli, is het kampioenschap een gelopen race. Dat teamgenoot Hakkinen nu wel eindelijk wint, maakt het er alleen nog maar wranger op voor de ambitieuze Schot.

Terwijl Coulthard in de tweede seizoenshelft hier en daar wat puntjes sprokkelt, wint teamgenoot Hakkinen zowaar twee races, om vervolgens zijn pensioen aan te kondigen. Oorspronkelijk was het idee overigens dat hij er een jaartje tussenuit zou knijpen, maar toen hij in een half jaar tijd tien kilo was aangekomen, besloot hij zijn terugkeerplannen maar in de ijskast te zetten. Zo verloopt het succesjaar van Schumacher beter dan hij ooit voor mogelijk had kunnen houden: hij wordt met overmacht kampioen en zijn rivaal gooit het bijltje erbij neer. Voor McLaren was het daarentegen een ongekend rampseizoen, dat uiteindelijk zou uitmonden in een succesarm 2002, waarin Ferrari ongekend dominant was. Wat was er allemaal misgegaan in dat ene jaartje?



Scoreverloop van de zes titelkandidaten in 2001. Waar Schumacher zonder veel haperingen punten bij elkaar bleef sprokkelen, viel Coulthard helemaal stil. Hij wist Barrichello en Ralf Schumacher nog net voor te blijven.

Terugblik
Normaalgesproken zorgen de ontwikkelingen in de formule 1 ervoor dat de auto’s steeds sneller worden. De motoren worden sterker, de auto wekt steeds meer neerwaartse kracht op, of het zwaartepunt van de auto wordt weer verlaagd. Vaak wordt het reglement dusdanig aangepast om te voorkomen dat auto’s te snel worden. Dat gaat soms gepaard met radicale maatregelen: denk aan de profielbanden in 1998 of de overstap naar 2,4-litermotoren in 2006.

In 2001 was er een vrij kleine reglementswijziging: de voorvleugel moest hoger, wat ervoor zorgde dat de hoeveelheid neerwaartse kracht die het ding kon genereren, afnam. Daarnaast kwam er met Michelin een tweede bandenfabrikant in de formule 1. Door de bandenoorlog werden er zachtere rubbermengsels gebruikt, waardoor de bolides sneller gingen dan ooit tevoren.

Eén ding is zeker: McLaren heeft niet optimaal ingespeeld op de veranderingen. Zo besloot men door de verhoogde voorvleugel ook de neus maar te verhogen. Dit zorgde echter voor een gebrek aan neerwaartse kracht aan de voorkant van de bolide. Zeker in de eerste races zorgde dat voor problemen. Daarna kreeg het team te maken met de kinderziekten van de software voor technische hulpmiddelen als tractiecontrole en launchcountrol. Deze hulpmiddelen werden na vier races (weer) toegestaan en prompt bleef Coulthard twee keer bij de start staan.

De matige kwalificaties kwamen doordat de bolide niet naar behoren functioneerde op nieuwe banden. Bridgestone focuste zich bij het construeren van de banden sowieso meer op Ferrari dan op McLaren. Schumacher behaalde uiteindelijk elf polepositions in de zeventien races, tegen twee voor McLaren. Dat de Ferrari helemaal niet zo dominant was als iedereen dacht, bleek wel uit het magere aantal snelste raceronden: slechts drie keer was de Ferrari in de race ook echt de snelste. Niet dat dat echt nodig was: Schumachers concurrent was soms zijn broer, soms Montoya en soms Hakkinen, allemaal coureurs die een slechte seizoenstart hadden meegemaakt en toch niet consistent genoeg waren om hem in het kampioenschap te bedreigen. Dan wilde de Duitser best wel een keer met een tweede plaats genoegen nemen. Coulthard kende wel een goede seizoenstart en hij was vrij consistent, maar hij vergooide in het begin van het jaar veel punten door een falend launchcontrol-systeem. Later was hij gewoon duidelijk te traag.

Typerend voor het kampioenschap waren Coulthards startcrash in Engeland en de pitlane-speeding in Frankrijk. Het waren de enige races in de tweede seizoenshelft waarin hij Schumacher had kunnen verslaan, maar hij faalde op een afgrijselijke manier. Hakkinen was in 2001 geen schim meer van de man die Schumacher het jaar ervoor in Spa zo briljant had ingehaald. Hij kende ook wel erg veel pech en daardoor liet hij het seizoen uiteindelijk maar lopen. Achteraf is gespeculeerd dat Hakkinen na de harde crash in de openingsrace niet meer helemaal zijn oude zelf was. Het hele seizoen straalde hij een soort gelatenheid uit, wat zich openbaarde in beschamende kwalificatieposities en onthutsend zwakke races, op die twee zeges na.

Beryllium
Al met al kan gezegd worden dat McLaren in 2001 niet snel en betrouwbaar genoeg was en dat de rijders te veel fouten hebben gemaakt. Doordat Williams, dat in de zomer dankzij de Michelin-banden ijzersterk was, zich uiteindelijk in de strijd wierp, bezegelde McLarens lot.Dat is echter niet het hele verhaal. Naast wat ontwerpfouten had de McLaren één grote zwakke plek: de motor. Hier is verrassend weinig melding van gemaakt. Zo werd er in het formule 1-jaaroverzicht geschreven dat Adrian Newey “niet zijn beste auto” had getekend. Door op internet rondcirculerende motordata kan dit weleens in een geheel ander perspectief komen te staan.

Het klinkt vreemd dat de Mercedes-motor in 2001 zo zwak was, want in 2000 was de motor waarschijnlijk nog de sterkste van het veld. Hoe kond Mercedes die koppositie ineens helemaal kwijtraken?

Het begon allemaal al in 1999. Toen werd besloten dat de kankerverwekkende berylliumlegeringen in motoren na 2000 slechts in zeer beperkte mate waren toegestaan. Juist Mercedes had zich bekwaamd in het lastige bewerkingsproces van beryllium in de motoren. Die expertise werd in één klap bijna waardeloos, maar nog erger was dat de Mercedes-motor nu lang niet meer zo krachtig was als voorheen. De Mercedes-motor van 2001 was zwakker dan die van het jaar ervoor, dit in tegenstelling tot de Ferrari- en BMW-motoren, die in de tussentijd aanzienlijk sterker waren geworden. Volgens Newey waren de McLarens wat betreft vermogen weer terug op het niveau van 1998, ofwel drie jaar daarvoor.


Opmerking: Neweys uitspraak is waarschijnlijk overdreven, want de Mercedes-motor leverde volgens internet in 1999 “slechts”800 pk en in 2000 820. De motor die de McLaren in 2001 aandreef, zat daar qua vermogen dus tussen.

Zie: Looking back on Toyota F1 engine-development.

In de formule 1 is stilstand achteruitgang. Was de motor in 1998 nog het neusje van de zalm, in 2001 was de Mercedes-motor niet meer dan een bescheiden middenmoter. Het zal wel nooit duidelijk worden hoe sterk de verschillende motoren in 2001 nou precies waren. Verschillende bronnen beweren dat de Mercedes-motor in 2001 810 pk leverde, terwijl de Ferrari-motor er 840 leverde. De BMW-motor haalde zelfs 850. De vraag is natuurlijk of deze waarden kloppen, of dat verschillende sites één bron hebben overgeschreven. Ook is het mij niet helemaal duidelijk of deze waarden gelden voor het begin of juist het eind van het seizoen. Daarnaast is het zo dat dit motorvermogen slechts in de kwalificatie werd behaald en dat de motoren deze kracht in de race bij lange na niet konden uitspuwen.


Over de relatie tussen motorvermogen en rondetijd heb ik een vrij recente bron kunnen vinden. Uit akoestische analyses bleek dat het verschil tussen de sterkste en zwakste motor in 2009 slechts zo’n 20 pk verschil zat, ofwel 2,5 procent. Volgens het artikel stuwde dat de (gemiddelde) rondetijd met slechts drie tienden op, wat veel minder was dan het snelheidsverschil tussen de beste en slechtste auto op de grid. De analyse ontkrachtte de mythe dat sommige teams (bijvoorbeeld Toyota) het veel beter hadden gedaan als ze een betere motor hadden gehad.


Voor McLaren geldt dit echter niet. Ten opzichte van de BMW-motor kwamen ze vijf procent vermogen tekort, het dubbele van wat de zwakste motor in 2009 van de sterkste scheidde. Aangenomen dat de vermogenselasticiteit ɛP = procentuele verandering rondetijd/procentuele verandering vermogen in 2001 hetzelfde was als in 2009, namelijk ongeveer -0,15, ziet het ernaar uit dat de McLarens (gemiddeld) zo’n 0,6 procent verloren ten opzichte van de Ferrari’s en 0,7 procent ten opzichte van de Williams’.

Gebaseerd op een rondetijd van 1:20,555 (Schumachers kwalificatiegemiddelde in 2001) is 0,3 seconden 0,37 procent in rondetijd. In dat geval is ɛP = 0,37/-2,5 = -0,15.

Het kan natuurlijk zo zijn dat dit verschil in vermogen alleen in de kwalificaties bestond, maar dat de BMW- en Ferrari-motoren in de race in grotere mate dan de Mercedes-motoren aan de ketting werden gelegd. Misschien had de Mercedes-motor wel een lager zwaartepunt, een bredere “power-band” of een lager brandstofverbruik (dat was wel een klacht bij Ferrari), effecten die ongetwijfeld belangrijk zijn, maar waar weinig over gezegd kan worden.

Aangenomen dat het gemis van de dertig paardenkrachten zich in alle sessies liet voelen, kan er aannemelijk gemaakt worden wat McLaren in 2001 had kunnen presteren met een betere motor. Over een raceafstand kost een gemis van dertig pk al gauw een halve minuut op de baan. Ook in de kwalificatie zijn de verschillen aanzienlijk. Wanneer er wordt gecompenseerd voor het motorvermogen, dan zien de verhoudingen er bij de topteams als volgt uit:




Relatieve kwalificatiesnelheid ten opzichte van de snelste tijd (boven) en na correctie voor motorvermogen (onder). De gemiddelde afwijking ten opzichte van de snelste tijd is weergegeven in de rechterkolommen, eerst inclusief de regenkwalificatie in Spa en daarna zonder.

De McLarens hadden met een sterkere motor goed mee kunnen doen in de kwalificatie, ondanks problemen met nieuwe banden. Aangezien de problemen met nieuwe banden amper meer een belemmering vormen in de race, hadden Hakkinen en Coulthard dan gehakt kunnen maken van Schumacher. Ondanks de problemen was de McLaren van 2001 in de basis dus helemaal geen slechte bolide.

Morgan
Opmerkelijk is dat de neergang van Coulthards prestaties begon vlak nadat motorbouwer Paul Morgan verongelukte. Dat doet vaag vermoeden dat de ontwikkeling van motor na die tijd op een lager pitje werd gezet. Coulthard behaalde zijn laatste GP-zege van 2001 op de dag na het overlijden van Morgan.

Feit is dat McLaren halverwege het seizoen een dipje had. Ze raakten de aansluiting met Ferrari kwijt en Williams was ook geregeld sneller. Op bijvoorbeeld de Nürburgring en Magny Cours profiteerden de witte bolides van de Michelin-banden, die vooral goed waren in warme omstandigheden. Op het hogesnelheidscircuit van Hockenheim blies de BMW-motor de concurrentie weg. Stuitend was de prestatie van de McLarens op de hogesnelheidscircuits, want ook in Monza stonden de grijze bolides lang voordat het zwart-wit geblokt werd gezwaaid aan de kant met een fatale storing in de zwakke aandrijflijn.

Tijdens de koude races ging het beter. Op het snelle circuit van Silverstone won Hakkinen met overmacht en ook in Amerika was hij de snelste. Daarmee eindigde hij het jaar nog met een positieve noot, al was het duidelijk dat er voor McLaren in 2001 weinig te lachen was.

Titelstrijd
Ondanks een hele lading problemen met de snelheid van de auto, had Coulthard het nog heel spannend kunnen maken als hij en zijn team geen fouten hadden gemaakt:
  • Spanje – Coulthard komt niet van zijn plek bij de start. Schumacher worstelt zich naar de zege, Coulthard wordt vijfde. Zonder problemen had Coulthard kunnen winnen.
  • Monaco – Zelfde verhaal. Coulthard was de snelste man in de race en hij startte van poleposition. Een jaar later won hij wel.
  • Canada – Schumacher wordt tweede achter zijn broer, Coulthard bakt er weinig van, maar had toch nog een paar puntjes kunnen scoren als zijn motor niet de geest had gegeven.
  • Frankrijk – Schumacher wint weer, dankzij Coulthard die te snel de snelheidsbegrenzer deactiveert. Ook nu had de Schot kunnen winnen, maar greep hij nog naast het podium.
  • Groot-Brittannië – Door een startcrash finisht Coulthard niet. Schumacher wordt de oren gewassen door Hakkinen, die met drie vingers in de neus wint. Als Coulthard nog mee had gereden, had hij vast mogen winnen.
  • Duitsland – Net nadat Schumacher uitvalt, valt Coulthard ook uit. Daarmee ging een derde plek in rook op.
  • Hongarije – Een tweede plek was mogelijk geweest als Coulthard na zijn stop niet zo hard op Schumacher was gaan jagen dat z’n banden naar de knoppen gingen.

Al met al had Coulthard negentien punten kunnen winnen door slimmer te rijden. Het team gooide er nog in ieder geval twintig voor hem weg door slechte elektronica en motorproblemen. Daarnaast hadden ze Schumacher ook een hoop punten afgenomen. Het kampioenschap had daardoor alsnog tot de laatste race spannend kunnen blijven. Als de Mercedes-motor in 2001 iets krachtiger was geweest, dan had McLaren misschien zelf overtuigend het kampioenschap kunnen binnenslepen.

Conclusie 
De terugval van McLaren had verschillende oorzaken:
  • De motor was niet sterk genoeg
  • De kwalificaties verliepen teleurstellend doordat de auto niet goed omging met nieuwe banden
  • De auto had onderstuur door de hoge neus
  • De elektronische hulpmiddelen vertoonden kinderziektes
  • Coulthard moest de kar trekken in plaats van Hakkinen

In 2002 moest McLaren zonder Hakkinen proberen Schumacher af te stoppen, maar daar was geen beginnen aan. De Mercedes-motor was nu nog duidelijker de achilleshiel van de wagen, wat resulteerde in veel uitvalbeurten in het begin van het seizoen. De auto was ook veel te traag. Pas toen Schumacher de titel rekenkundig gezien bijna binnen had, konden de grijze bolides zich in de strijd om de koppositie mengen. De terugval was eindelijk een halt toegeroepen!




De opkomst en ondergang van McLaren: in 1997 werden er races gewonnen en in 1998 werden beide wereldtitels veroverd. In 1999 veroverde Ferrari voor het eerst de constructeurstitel en na 2000 ging het hard met de tegenstand die McLaren kon bieden. Ferrari pakte in 2002 net zo veel punten als de andere teams bij elkaar.