Vorige week was ik
een van de 245 deelnemers van het
38ste Eastman Open Internationaal Schaaktoernooi in
Gent. Met een score van 6 uit 9 legde ik beslag op een ratingprijs ter waarde van 15 euri, maar daarover later misschien meer.
Het was alweer
vier jaar geleden dat ik voor het laatst een schaaktoernooi had gespeeld. Dat was in
Wenen, net voor de
beruchte weblogmigratie die op een ramp uitdraaide. Dat was natuurlijk veel te lang geleden en dus stond ik er wel voor open toen
Ewood me vroeg om in Gent mee te spelen. Hij had daar twee jaar geleden, terwijl hij nog aan het herstellen was van zijn ziekte, aan meegedaan. Het beviel hem wel en hij schreef er zelfs een stukje over
in het laatste clubblad van BSG (
Gent 2013: You Only Live Once). Hij was er (voor zijn doen) enthousiast over, dus wilde ik het ook wel een keer proberen. Het was voor mij wel
een sprong in het diepe, want ik kende mijn reisgenoten,
Ewoods Enschedese clubgenoten, niet of nauwelijks. Alleen Jasper de Jong kon ik me van een ONJK herinneren:
Gelukkig bood Jasper de Jong aan me mee terug te brengen. Achter op zijn fiets met vering kreeg ik steeds meer kramp in m’n poot. Toen we er waren, stapte ik af en viel ik. Ik kon niet op mijn rechtervoet staan! Gelukkig had ik aan de val niks overgehouden. Ik rolde een beetje. (…) Ik bleef even liggen, waarna ik mijn voet weer kon bewegen. Ik bedankte Jasper nog voor de moeite, al was ik blij dat de lijdensweg eindelijk voorbij was.
Hengelo 2007 (4)
Jasper was de leider van het spul. Voor hem was het al
de dertiende keer dat hij het toernooi speelde, dus hij kende de stad ook als zijn broekzak. Hij heeft een enorm talent voor spelletjes (vooral met ‘Magic’ heb ik me laten vertellen, maar ook schaken blijkt hij redelijk te kunnen) en hij lijkt me een echte levensgenieter. Dan had je nog
Wouter de Haas, die zijn naam vooral eer aan deed door zijn relatief snelle manier van praten. Hij bleek zo’n beetje de beste niet-Japanse Shogi-speler te zijn (
Shogi is Japans schaken). Dan had je nog de vriendelijke reus
Maarten Vinke (“Kinky”), die eveneens aan Shogi scheen te doen en dol was op
broodjes Martino. En tot slot had je
Jarich van der Molen, een wat verlegen jongen die nog
een Friese vriend had meegenomen.
Vrijdag de 17e togen we naar de Vlaamse stad die een slagje groter is dan bijvoorbeeld Eindhoven of Almere. Hoewel Gent op maar 20 kilometer afstand van de Nederlandse grens ligt, waan je je meteen in een geheel andere wereld, een wereld zonder verkeersborden, met slecht onderhouden wegen en weinig assertieve medeweggebruikers. Met de auto was de tocht in een uur of drie voltooid, na enkele files te hebben getrotseerd (waarvan één file een rij geparkeerde auto’s bleek te zijn). De rest kwam vanuit hun uithoek van het land met de trein en was geloof ik zes uur overweg nadat ze alle overstappen op miraculeuze wijze hadden gehaald. In de tussentijd had Ewood ons al op de camping aangemeld en hadden we onze tent al opgezet. Daarna togen we naar het station, om de rest van de groep uit de trein op te wachten.
De spullen werden bij Loulou in de auto gedropt, waarna we tot de ontdekking kwamen dat drie van de zeven gehuurde fietsen, waaronder de mijne, kaduuk waren. Gelukkig waren er nog wat reservefietsen, maar die waren beduidend minder geavanceerd. Nou maakte het mij weinig uit of ik 3 of 21 versnellingen had, maar dat het zadel bij elke hobbel losschoot vond ik wat minder geslaagd. Ook bleek dat we op de camping niet bij elkaar, maar verspreid over drie locaties zouden komen te staan. Onder de brandende zon zetten de anderen ook hun tenten op. Na veel zweetdruppels, krom geslagen haringen en uitgestoten keelklanken stonden de tenten dan eindelijk. Die avond aten we bij het campingrestaurant, waarna we op het strand nog een partijtje gingen voetballen, gevolgd door een potje Avalon. Het was het sportieve hoogtepunt van de vakantie.
Op zaterdag begon het toernooi dan echt. Doordat er niet met een officieel FIDE-speeltempo wordt gespeeld, telt het toernooi niet mee voor rating en dat is ergens wel zo prettig. Je kunt wat meer als een toerist spelen zonder dat je marktwaarde erdoor wordt aangetast. En een schaaktoerist was ik. Ik had geen laptop meegenomen, ik had amper internet op m’n telefoon en ik was amper ingeschaakt. Doordat het toernooi unrated was, kon ik een beetje aankloten zoals ik in lang vervlogen tijden op Playchess deed. Van Ewoods eerdere deelname had ik geleerd dat je snel moest zetten, omdat je maar twee uur bedenktijd voor de hele partij had en die twee uur zijn zo om.
Door het relatief korte speeltempo werden er twee ronden op een dag gespeeld: een ronde in de middag en een in de avond. De partijen waren om 23:00 afgelopen en dan konden we de stad in om iets mee te maken van de beruchte Gentse Feesten. Ik had er tot voor kort nooit van gehoord en ik wist ook niet zo goed wat ik me ervan voor moest stellen, maar doordat Ewood zo enthousiast was, vermoedde ik dat er ook iets voor mij bij zou zitten. In ieder geval was het tyfusdruk. De straten zagen zwart van de mensen, politieagenten en plaszuilen. Ik kwam erachter dat het voor een cultuurbarbaar als ik niet echt interessant was. Ik zie bijvoorbeeld niet wat er zo leuk is aan een optreden van een dik wijf in een zilveren broek dat in een onverstaanbare Romaanse taal brabbelt. Wat wel leuk is van die feesten: er lopen ontzettend veel mooie meisjes rond. Wat nog leuker is: we werden zelfs een keer door een meid aangesproken. Wat minder leuk is: we konden geen woord verstaan van wat ze vroeg.
’s Ochtends moesten we weer
bijkomen van de lange nacht en daardoor kwam er van het sporten ook niet veel terecht. In het begin van de middag togen we dan weer naar de speelzaal, waar de reusachtige ventilatoren voor verkoeling zorgden. Na de partijen gingen we gauw weer ergens eten.
Jasper en co wisten ons altijd wel weer naar een ander restaurant te leiden, al
sloegen ze ook een keer de bal mis doordat een restaurant tussentijds van eigenaar was veranderd (of hun geheugen liet ze gewoon een keer in de steek). In de restaurants maakte
Ewood vervolgens altijd
de blits door de serveersters als een
Samson te woord te staan.
En geef dat snotvervelende broertje ff een klap op zijn hoofdje en zo, zodat die aflevering van Koefnoen voor altijd uit zijn geheugen verdwijnt en zo.
Ehm, en zo, het werkt, mhhhhueeeeh, nogal aanstekelijk en zo.
Trolletje, 27 maart 2007
Na het avondmaal gingen we weer een potje schaken, gevolgd door een tripje naar de binnenstad. Jasper leek het meeste van de optredens te genieten, terwijl Wouter en Maarten zich ook wel leken te vermaken. De rest leek er niet warm of koud van te worden.
Meer emoties maakte het schaken los. Ewood kon in de laatse ronde nog een flinke smak geld verdienen. Daartoe hoefde hij ‘alleen maar’ van Stefan Docx te winnen. Door een paar matige resultaten eerder in het toernooi was hij lange tijd onder de radar gebleven, maar door een sterke eindsprint, inclusief een remise op de Oekraïense grootmeester Soemets, was hij toch naar boven geslopen. Uiteindelijk verloor hij zonder echt een kans te hebben gehad. De enige prijswinnaars van de groep waren Jasper en ikzelf, waardoor we allebei een met geld gevulde envelop mochten ophalen in de kerk.
De slotdag leverde me wel meer praatjes op, bijvoorbeeld met
Erik van den Dikkenberg, mijn tegenstander van de laatste ronde. Na acht partijen tot op het bot te hebben afgekloven, vond ik het niet erg om in een mindere stelling zijn
remiseaanbod te accepteren. In de tijd dat Roy Makaay bij Feijenoord nog
rollertjes van zijn soepbeen liet ontsnappen hadden we geregeld contact via internet, maar dat verwaterde. Ook
Ted Barendse had ik al een tijd niet gesproken.
Tien jaar geleden maakte ik kennis met hem toen we een toernooi in
Pardubice speelden. Zijn opmerking
“It’s a recommendation” die hij een opdringerige ober toebeet die tien procent fooi eiste na een belabberde service, zal me altijd bijblijven. Nu was hij grijzer, wat minder vitaal en wat minder sterk geworden (hij had in de tussentijd 70 elopunten ingeboet), waardoor ik hem qua rating zelfs had
ingehaald. We konden allebei moeilijk geloven dat dat memorabele toernooi, met een nog piepjonge Robin van Kampen, alweer zo lang geleden was.
De dag nadat het toernooi was afgelopen, was ik jarich. ’s Ochtends werd ik tijdens het zwemmen/voetballen toegezongen en in de middag gingen we taart eten, zodat ik me ook echt jarig kon voelen. Het was de laatste dag dat we met z’n allen op de camping waren, want de dag erna ging iedereen weer terug, dus zaten Ewood en ik in ons eentje op de camping. De meerwaarde van die laatste dag was gering: overdag was het net te bewolkt en te fris om lekker te zwemmen en ’s avonds begon het me toch te regenen en onweren. Het was de voorbode van de catastrofale zomerstorm die de dag daarna in Nederland huis zou houden. De chaos op de weg viel mee en nadat Loulou om een uur of 11 de camping had gevonden, konden we gauw weer naar het tochtige Nederland. Dat is toch altijd het hoogtepunt van de vakantie: het thuiskomen.